Ze is een spirituele vrouw met een eigen psychotherapiepraktijk. Als ik haar spreek, is ze ernstig ziek. Een reis naar het Himalayastaatje Bhutan is haar droom, maar volgens de artsen zou dit niet verstandig zijn. Toch besluit ze de reis te maken. Als dit het laatste is wat ik nog kan doen moet ik gaan, vindt ze. Het blijkt een goed besluit. Vredig en in volle acceptatie sterft ze enkele maanden na haar terugkomst in Nederland.
Het afscheid gaat precies zoals we het in ons voorgesprek hebben doorgenomen. De kaars, die brandde tijdens de laatste uren van haar leven, blijft branden in het prieeltje in haar tuin. Daar ligt ze opgebaard, aan de voet van een groot weiland. Familie en vrienden waken drie dagen en drie nachten aan haar zijde. Er wordt gemediteerd. In die drie dagen van rust en stilte verlaat de ziel het lichaam.
In het weiland verrijst een grote tent voor de afscheidsbijeenkomst. Ze ligt er op de dag van de uitvaart opgebaard met haar hoofd naar het oosten.
Alle bezoekers nemen een witte vlag mee en planten deze in de grond. De wind doet de vlaggen wapperen en blaast zo de gedachtenis aan de overleden vrouw over het land. Op de kist ligt een boeket van vier soorten bloemen, die symbool staan voor de oerelementen: korenbloem (water), klaproos (vuur), korenaar (aarde) en margriet (lucht).
Als de kist door een haag van mensen naar de uitvaartbus wordt gedragen, klinken er sjamanendrums. Ik voel me bevoorrecht dat ik zo’n intens en uniek afscheid hebben mogen organiseren.